AlgemeenOpinie en verhaal

Column: Winter

- advertentie -

Toen ik uit bed stapte en de gordijnen open deed, voelde ik de kou. Zelfs door het dubbelglas heen. De regen en de grijze wolken die mijn wereld een week lang hadden beperkt, waren verdwenen. Een wolkeloze ochtendhemel hing boven de krakende sporen van een nacht onder nul.

- advertentie -

De oostenwind trok om het huis en fluisterde de belofte van ijs. Gegak leidde mijn blik tot boven de kale boomtoppen. Een verlaat groepje ganzen vloog in allerijl nog naar het zuiden; in een formatie zó slordig dat geen schooljuf er een krul bij zou zetten. In gedachten spoorde ik ze aan. “Toe maar jongens, gauw, gauw, het is tijd!” Hoe anders dan de weemoed waarmee ik in de vroege herfst de eerste ganzen nakeek.

Ik had kunnen weten dat hij vandaag voor de deur zou staan. De man die zo veel in mij los maakt. Hij komt altijd onder zulke omstandigheden. Of verbeeld ik me dat nou? Toch was ik nog verrast, toen er werd aangebeld en hij daar stond. Hij lachte naar mij en ik wist dat het goed was. Toen hij begon te praten, trok er onwillekeurig een glundering over mijn gezicht. “Ik kom de ijsbaankaarten van dit seizoen brengen.” De meneer van de ijsclub, de voorbode van de winter.

Ik weet wel dat één ijsbaanmeneer nog geen winter brengt, maar de belofte van natuurijs – hoe ver weg dan ook – biedt een contragewicht in de maanden van immer koude voeten. Een positieve draai aan somberingen door het gebrek aan daglicht.

Het rare is dat we al jaren lid zijn van de plaatselijke ijsbaan, maar er maar zelden schaatsen.

- advertentie - - advertentie -

Het liefst schaats ik tochten. De Oldambtrit in 1997. De zeventiende keer dat ie georganiseerd werd. Voor mij de eerste keer dat ik ‘m schaatste. En in datzelfde jaar natuurlijk de Noorder Rondritten. Niet de hele afstand van 160 km. De helft was mij lang genoeg. Langs prachtige winterse decors over het Hogeland.

Ik ben wel weer toe aan zo’n lange tocht. Helaas heeft het de laatste winters steeds te kort en te weinig gevroren. Toch was het regelmatig mogelijk om een paar dagen op het Oldambtmeer te rijden. Over gitzwart ijs door de eindeloos strekkende rietkragen. Zo’n zwarte spiegel op het water, zuchtend en krakend onder het gewicht van een kleine groep schaatsers. Daar kan geen ijsbaan tegenop.

Terwijl hij met zijn kaarten wapperde, peilde ik zijn blik. Besefte de ijsbaanmeneer wat hij in me losmaakte? Ik besloot hem deelgenoot te maken van mijn opwinding. Ik wilde samen met hem de spanning opzoeken, hunkerend naar dat eerste dunne vliesje op het water. “Piet Paulusma zegt dat we deze winter zeker op de schaatsen komen. Als het nou een poosje zo koud blijft als nu…”, begon ik en probeerde betekenisvol naar de lucht te wijzen.

Zijn reactie was als een plotseling invallende dooi. “Nou, er staan nu nog schapen op het land.”

En of ik de kaarten meteen maar wilde betalen. Contant.

Door: Jos Schaafsma

Dit kan u ook interesseren

Back to top button