Column: In de bloei van de aftakeling
Het spreekwoord ‘Ouderdom komt met gebreken’ hoor ik steeds vaker. Wellicht heeft dat te maken hebben met mijn leeftijd, inmiddels 6 kruisjes. Want zodra ik leeftijdgenoten om mij heen spreek, is dat spreekwoord vaak de laatste, na het groeten, de afsluitende zin in het gesprek.
We moeten het er maar mee doen.
Maar het kan leiden tot soms best wel hilarische en behoorlijk intieme gesprekken. Zo kwam ik laatst en dame in de leeftijd ‘middenklasse’ tegen. We hadden elkaar al een poosje niet meer gezien en ik zag, in de blik hoe ze mij aankeek, de verwondering. Maar ze zei het niet.
Dat ik wat zwaarder ben geworden in de loop der jaren.
Mooi is dat want het is niet fijn om steeds op je minpunten gewezen te worden. En ik weet donders goed dat ik wat zwaarder ben dantwintig jaar geleden. Ze was erg blij mij weer eens te zien en dat was wederzijds. We praatten honderduit, zij was inmiddels ook grootouder en op een gegeven moment werd het onderwerp ‘gezondheid’ aangesneden. Daar kun je op wachten op onze leeftijd en dat geeft ook niet. Uiteindelijk krijgt iedereen wel met het onderwerp gezondheid te maken, of je wilt of niet.
Vroeg of laat.
Zelfs als je beweert dat je gezond leeft en daardoor nooit ziek zal worden. Dat hoor ik nog wel eens sinds de coronacrisis, dat ze gezond eten en drinken en daardoor gespeend blijven van kommer en kwel. Die voelen zich verheven boven de huisarts of de specialist zeg maar en laten zich graag ‘influencen’. Dat mag hoor, ik gun ieder mens heel veel gezondheid, maar het is natuurlijk zo onrealistisch als wat.
De dame tegenover mij was gelukkig wel realistisch.
Kennelijk in het kader dat alles bespreekbaar moet zijn, vertelde zij mij dat ze enkele jaren terug was geopereerd aan een zogenaamde verzakking. Niet in details, maar helder genoeg. Over het voordeel wat de operatie opleverde maar ook de wat ongemakkelijke momentjes.
Dat de controle over het een en ander wat te wensen overlaat.
Op de een of andere manier begreep ik direct waar ze op doelde. Want naast apparatuur is de mens ook onderhevig aan slijtage en allerlei gebreken. Vol vuur begon ik mijn gespreksgenote over mijn aftakeling te vertellen.
“Ja het wordt allemaal minder. Mijn voeten bijvoorbeeld. Daar kwam ik achter toen ik ze bij een schoenenboer liet opmeten, na jaren ervan overtuigd te zijn dat ik schoenmaat 45 had. Terwijl ik beter had moeten weten want ik voelde altijd wel iets knellen of zwaar irriteren in mijn schoenen.”
“46! zei de dame die voor mij zat terwijl ze met enige moeite weer overeind kwam.”
“En zij was ook de jongste niet meer en dat schoenen passen bij mensen, tig keer per dag, is natuurlijk ook een aanslag op je gestel. Maar ik was natuurlijk het meest verbaasd over het uiteindelijke cijfer waarmee ze weer overeind kwam, maat 46!”
“Gewoon een volle maat méér!”
“En dan mijn tandarts. Die zei vorig jaar ineens over een van mijn kiezen dat die eruit moest. “Wat? Moet die eruit? Hoezo? Waarom?” Dat kwam echt heel onverwacht, vooral omdat ik geen klachten had, althans niet noemenswaardig. Maar de man bleef erbij en ik kon kiezen (!): nu eruit of later terugkomen om de kies te verwijderen.”
“Doe nu maar.” zei ik, overbluft over het oordeel van de tandarts.
“Nou, die kies ging eruit en dat was zó raar, ik heb dat ding nog maanden erna echt gemist! En het voelde als het begin van het einde. Maar goed, een kies eruit en na jaren en jaren maat 45 te hebben gehad, maakten mijn voeten dus promotie naar de 46ste klasse. En ik wist dat ik al die jaren mijn voeten onnodig pijn gedaan heb. Zo stom!”
“Misschien moet ik voortaan wat beter luisteren naar mijn lichaam op deze leeftijd.”
De dame tegenover mij knikte instemmend en nam het woord, want na mijn gezemel wilde ze natuurlijk haar aftakeling ook toelichten. Ze was dus geopereerd aan een verzakking en op zich viel daar goed mee te leven. Ik wilde nog zeggen dat ik op het eerste gezicht niks aan haar kon ontdekken, maar op de een of andere manier wist ik mij in te houden.
De nuance kwam weer even om de hoek kijken.
Ze vertelde dat de operatie prima verlopen was én dat het een boel problemen had opgelost. Maar de interne huishouding was natuurlijk niet meer zoals het ooit bedoeld was geweest. Er waren wel eens ‘wat ongelukjes’, de spiertjes her en der hadden aan kracht ingeboet. Zo liep ze een keer door een winkelstraat en toen ontging haar ineens een wind, eentje die goed van zich liet horen zeg maar.
“De Deftige Dame was er niets bij!” zei ze, enigszins beschaamd dat ze het mij vertelde.
Ik hield mijn gezicht in de plooi want ja, ook vrouwen laten ‘m wel eens waaien heb ik wel eens gelezen. Alleen doen zij het waarschijnlijker een stuk charmanter dan mannen, maar dat komt natuurlijk weer omdat mannen het een onderdeel van hun mannelijkheid vinden. En ze hebben er lol aan, heel veel lol. Mijn vader liet ook wel eens een scheet en keek dan onder de tafel en zei: “Fut hond!”
We hadden helemaal geen hond.
“Mijn man heeft nu gezegd dat als het mij weer gebeurt, zij hém hardop moet corrigeren voor het laten van die scheet.” vertelde ze verder. “Want van mannen is het min of meer wel geaccepteerd, dat zijn nu eenmaal horken. Maar er is nog iets. Van de week hielp ik mijn man even met een bak oude tuinaarde in de groene container te gooien en toen ging het mis.”
“Faliekant mis!”
“Ik moest ineens heel erg lachen en het volgende moment…. Ken je dat liedje van Brigitte Kaandorp? ‘Annelies van de Pies: ‘Vertel mij nooit een goeie grap, want mijn sluitspier is te slap!’
“Nou, dát dus!”
Lachend vervolgden we beiden onze weg, met de woorden: “Ja, ja, ouderdom komt met gebreken!”