Column: De reis
Hij ging even een stukje wandelen in zijn pauze om zo de voor hem vreemde omgeving wat beter te leren kennen. Ergens ter hoogte van het Oosthoflaantje kwam hij twee meiden tegen die zijn aandacht trok. Dat was wederzijds. Want we hebben het hier over begin jaren 60 en zo vaak liepen hier niet van die knappe, stoere kerels van 20 jaar uit Drenthe.
Ze raakten in gesprek.
De jongen vroeg of ze die avond met hem meewilden naar de film, dat leek hem wel gezellig. Hij werkte verderop bij de Strokartonfabriek, als dragline machinist, en zat in de kost bij Bakker Stel aan het Winschoterdiep. Het ene meisje zei dat ze die avond al afgesproken had in de Connie Bar in Winschoten. Maar daar ging de jongen niet op in want hij had juist meer aandacht voor dat andere meisje.
Maar die hield haar mond!
Die avond vroeg de nog onervaren jongen advies aan Bakker Stel. Een goede zet, want de bakker wist te vertellen dat dit meisje elke vrijdag de bus naar Assen nam. “Als jij nou een halte eerder instapt, dan ziet ze je vanzelf zitten en misschien komt ze dan wel bij je zitten!” De jongen voegde de daad bij het woord en de eerstvolgende vrijdag stapte hij een halte eerder in, samen met al die vlinders in zijn buik die hem behoorlijk nerveus maakten. De bus stopte weer en hij ging er eens goed voor zitten. Ze zag hem zitten!
Letterlijk!
Want op de een of andere manier was zij ook aan die jongen blijven denken waardoor ze direct naast hem ging zitten. Het werd een super gezellige rit en eenmaal op het station in Assen gaven ze ook elkaar een eerste kus. Dat was voor de jongen een bevestiging om nu door te pakken en hij herwon zijn zelfvertrouwen en maakte een afspraak voor de volgende dag. Het werd een cafetaria want het meisje was niet zo van een bar zoals haar vriendin dat wel graag deed.
Na twee jaar verkering besloten ze te trouwen, hij 22 en zij 19 jaar.
De kans dat je als dragline machinist op vele plekken op deze wereld ingezet kon worden was groot. Het was over het algemeen een zwervend bestaan. Omdat zij graag dicht bij hem wilde blijven, besloten ze om samen een salonwagen te kopen die bij elke andere werkplek neergezet kon worden als thuisbasis voor dit jonge stel.
Een jaar later kregen ze een prachtige dochter.
Met zijn drietjes reisden ze van de ene werkplek naar de andere, maar toen er opnieuw gezinsuitbreiding aan zat te komen, vestigde het jonge gezin zich in Hoogezand en werd de ‘pipowagen’ een mooie herinnering om over te vertellen tijdens verjaardagen. Het gezin werd uitgebreid met nog een dochter en een zoon en nu verhuisden ze naar Scheemda waar mooie eengezinswoningen werden gebouwd.
Vader bleef voor zijn werk rondzwerven.
Overal in het land en soms ver daarbuiten. In de weekenden kwam hij dan naar huis, waar zijn mooie gezin met smart op hem zat te wachten. Naast het huis in Scheemda werd Terschelling hun tweede huis, dat begon al in de Voorjaarsvakantie en dat eindigde in de Herfstvakantie. De eerste jaren nog in een tent en later in een stacaravan op Camping Cupido, de camping die haar naam eer aan deed.
Toen hij met pensioen kon gingen ze er samen op uit, eerst met caravan en later met de camper.
Ze genoten en waren allebei gek op zon, zee en strand waardoor ze op een gegeven moment 9 maanden per jaar in Spanje zaten. De zomermaanden verbleven ze dan in Nederland om weer te kunnen genieten van kinderen, kleinkinderen, familieleden en vrienden.
Zeven jaar geleden kwam zij, veel te vroeg, te overlijden.
Hij bleef achter met het hondje, het hondje welke zijn geliefde twee jaar daarvoor nog als pup in huis had gehaald en de naam Lobke kreeg. Dit werd nu zijn maatje. Hij nam haar overal mee heen, zelfs nog twee keer mee naar Spanje waar hij misschien wel op zoek ging naar iets wat nooit meer terug zou komen.
Zijn gezondheid begon hem parten te spelen.
Van een onafhankelijke, sterke en stoere man werd hij nu afhankelijk van zijn oudste dochter. Samen met haar ging hij van het ene naar het andere ziekenhuis en kreeg hij de ene na de andere operatie te verwerken. Toch bleef hij positief, droeg zijn kruis op een bewonderingswaardige manier en riep ondanks de pijn en ongemakken telkens weer:
“Morgen spring ik weer over een hekkie!”
Maar uiteindelijk moest hij toch gaan toegeven en belandde hij in Het Vondelhuys in Winschoten. Op de vraag tijdens het intakegesprek of hij wel voor zijn hondje zorgen kon, kwam zijn bravoure weer om de hoek kijken en riep hij volmondig “Jazeker, dat kan ik!”
Zijn kinderen wisten wel beter.
Het verzorgen kon hij wel maar het uitlaten ging al niet meer. Dit was het moment dat zij beslisten om dan die taak van dat uitlaten over te nemen. Er werd een groepApp geopend en ruim anderhalf jaar werd Lobke s’ morgens en s’ avonds door de kinderen of kleinkinderen uitgelaten, haalde zijn oudste dochter de wekelijkse boodschappen en deed ze zijn was, inclusief het strijkwerk want hij hield ervan er netjes bij te lopen.
Ondertussen werd al snel duidelijk dat deze laatste verhuizing een goede keus was geweest.
Want dankzij de uitermate goede en liefdevolle verzorging van het zeer betrokken personeel, kreeg hij weer wat structuur en knapte zelfs wat op. Helaas niet genoeg, want door het voortwoekerende virus werd de kwaliteit van leven steeds minder werd en tartte dat de grenzen van waardigheid.
Maar zijn duim bleef maar omhoog gaan, begeleid door een brede glimlach.
Voorgaande woorden vertellen in een notendop het leven van de ouders van mijn lieve vrouw. Vorige week is haar vader in het bijzijn van enkele geliefden in alle rust gestorven en hebben we middels een eervolle dienst, afscheid van hem kunnen nemen.
We sloten zijn In Memoriam af met woorden van hoop:
“Nu mag je rusten, de bus pakken voor een hele lange reis. Misschien zit mama ook wel weer in die bus en zijn jullie nu weer samen, net als toen in de bus naar Assen.”
(Lobke woont nu bij ons)