Column: Dag Mam…
De telefoon naast mijn bed trilde en direct zat ik rechtop in mijn bed. Want sinds begin mei, toen de berichten over mijn moeders gezondheid slechter werden, zat de alertheid er goed in. Nadat ik mijn bril opgezet had zag ik dat het 11:53 uur was, een redelijke tijd om wakker te worden na mijn nachtdienst.
Een Appje van Pa: ‘Ma is stervende.’
Mijn vader, broer en zus zaten naast haar bed schreef hij. Nu ging de telefoon, mijn vrouw: “Ik kom nu naar huis, laten we proberen de drie uur boot te halen.” Terwijl ik de badkamer in vloog bedacht ik mij hoe fijn het toch is een vrouw te hebben die van doorpakken weet.
Iets na één uur berichtte mijn vader dat we ons niet meer hoefde te haasten…
Wát een opluchting! Niet omdat we nu een latere boot konden pakken en meer tijd kregen om de koffers in te pakken, maar opluchting voor alle betrokkenen. Ten eerste voor ons lieve moedertje. Voor haar was het allang genoeg geweest, vooral omdat haar geheugen verdween in de mist in haar hoofd. Ik hoorde dat terug in het lied ‘Het te late einde’, van Maarten van Roozendaal:
‘In dit te late einde, haar medicijnen en haar bril,
Soms doet zij haar ogen open, alsof ze zeggen wil; Dit te late einde.’
Ze bevestigde dit met het herhalen van “Wat moet ik nou?”, wat onder ieders huid kroop en niemand kon haar hierbij helpen. Of nou ja, Pa en mijn zus kregen nog wel contact met haar maar de laatste weken verdween ook die herkenning en beperkte het zich tot enkel roepen om een zuster.
Logisch, want die waren en altijd voor haar sinds ze een jaar geleden opgenomen werd.
Zij werden de engelen aan haar bed tijdens de donkere uren wanneer ze helemaal niet meer wist wat te doen, waar ze was of wat ze moest. Deze dames en heren stonden dan klaar voor haar om haar gerust te stellen, lekker in te stoppen en, als moeder daarom vroeg, een nachtzoen gaven, al dan niet met een warme en liefdevolle knuffel en een streling door haar haren.
Terwijl ik dit schrijf lopen de tranen over mijn wangen.
Want dit is toch wat ieder mens wil, een beetje liefde en warmte? Koesteren moeten we al die mensen in de zorg, koesteren want zij staan aan ons bed wanneer we angsten hebben, zij tillen ons op wanneer we gevallen zijn, zij voeden ons wanneer we dat zelf niet meer kunnen, zij wassen ons na een ‘ongelukje’ en zij kunnen verhalen vertellen over onze geliefden omdat wij ze zelf niet meer 24/7 mee kunnen maken.
Daarom begon voor mijn vader het rouwen een jaar geleden al.
Toen hij haar niet meer verzorgen kon. Dat heeft hem zo ontzettend veel pijn gedaan, pijn die wij ook voelden. Maar zijn realistische kijk op de wereld trok hem erdoor. Dagelijks ging hij bij haar op bezoek, gaf haar stukjes fruit en hielp haar bij het drinken van thee of koffie. En ondertussen vertelde hij haar over hun leven, een leven wat zo rijkelijk gevuld was met mooie herinneringen. Dan lag zijn hand op haar schoot en pakte zij zijn hand om mee te friemelen. Maar het is voorbij.
Afgelopen dinsdag hebben we afscheid genomen van haar.
Na een week vol emoties. We werden nu ineens ‘direct betrokkenen’ van het fenomeen ‘burenplicht’, het noaberschap van Terschelling. Donderdagmorgen zorgden tien dames uit de buurt
dat alle buurtschappen op het eiland op de hoogte werden gebracht van het overlijden van mijn moeder middels een huis-aan-huis kaartje. Daarna kwamen ze terug om ons te condoleren en was er tijd voor een kopje koffie. Om 12 uur luidde de klokken van de kerk in Midsland, 90 keer volgens de (herziene) traditie.
Ter ere van mijn lieve moedertje.
Zaterdagmorgen heeft mijn vader haar opgehaald uit de zorginstelling en weer thuisgebracht. Ook dat was een hele bijzondere ervaring! Samen hebben we haar op een prominente plaats in de kamer gezet, omringd door de inmiddels ontvangen bloemen en het rouwboeket. Samen met mijn zus doken we in stapels fotoboeken, vlogen we door het 94-jarige leven van onze moeder, zagen we haar jongste jaren met haar ouders, haar broers en zussen waarvan zij de laatst gestorvene was.
Met een lach en met een traan.
Die avond kregen de eilanders gelegenheid om afscheid te nemen van de vrouw die het grootste deel van haar leven met hen samengeleefd heeft, 65 van de 94 jaren. Ik heb hiervan genoten. Dat klinkt niet erg gepast maar dat had te maken met al die mensen die mij passeerden tijdens het condoleren. Mensen waarmee ik hier opgegroeid ben op het eiland, gezichten uit het verleden die niet vergeten waren maar die ik wel lang niet meer gezien had. Het werd een feest der herkenning en zoals Pa het al steeds zei: “Het overlijden van mijn vrouw is geen droeve dode. Ze heeft alles uit het leven mogen en kunnen halen.”
“Daar mogen wij ons gelukkig mee prijzen, dat beseffen wij ons terdege”
Op het eiland stond moeder bekend als Truus de Trimster, omdat ze altijd aan het fietsen was of meedeed met andere sportieve activiteiten. Ook was ze actief in het verenigingsleven waardoor er vele herinneringen daaraan gedeeld konden worden. En met de Brandaris Wandeltochten zie ik haar nog zo zitten, achter het tafeltje van de stempelpost, wel of niet bijgestaan door Pa.
En een trommel met dropjes als beloning voor de wandelaars.
Al die liefdevolle woorden die we die avond van iedereen mochten ontvangen, maakten ons nog trotser dan we al waren. Nadat de laatste bezoeker vertrokken was, zaten we nog even met de drie buren die al het bezoek in goede banen begeleid hebben, na te praten over deze bijzondere avond. Ook de dokter die mijn moeder begeleid heeft van begin tot het ware einde, kwam nog even langs om ook zijn beleving netjes af te ronden.
De uitvaart was mooi en eervol, zoals zij dat verdiende.
En dankbaar voor het respect namens onze werkgevers en collega’s die ons de tijd gaven deze week te beleven, Rederij Doeksen, de motorrijders die zo aardig waren om de rouwauto te begeleiden van boord af, de uitvaartmedewerkers die al onze wensen konden vervullen en natuurlijk familie en vrienden die de moeite genomen hadden om afscheid te nemen.
Mam, bedankt voor alles. Wij gaan door met Pa en hopen nog lang van hem te kunnen genieten.
Laat ik afsluiten met de woorden die Pa uitsprak na de uitvaart, nadat hem gevraagd werd of hij nog wat wilde zeggen:
“Het is goed zo.”