Column: Om de dooie dood wél
Volgens het maatschappelijke reclamebureau Sire zouden we meer na moeten denken over het lot wat ieder van ons te wachten staat, namelijk de dood. Want het schijnt over het algemeen geen populair onderwerp te zijn om over te praten. Dat gold ook voor mij. Maar ik merk dat ik de laatste jaren er toch meer mee bezig ben, om verschillende redenen. Dat zal vast te maken hebben met mijn leeftijd, aangenomen dat ik 80 plus mag worden.
Want dan ben ik al over de helft.
Dat is een reden. Maar ook doordat ik door de jaren heen mensen heb moeten laten gaan, net zoals ieder mens daar mee te maken krijgt. Natuurlijk kwamen de sterfgevallen van jongere mensen hard binnen. Keihard. Maar ook de ouderen deden enorm pijn omdat je zoveel herinneringen aan ze hebt, herinneringen waarvan je deel mocht uitmaken. Met andere woorden, met elk sterfgeval in je omgeving sterf je zelf ook een beetje.
Maar mag je nog even door.
Een andere reden zijn mijn ouders. Die hebben nu een leeftijd bereikt dat wij, mijn ouders, broer en zus, het regelmatig hebben over een einde wat gaat komen. Gewoon met nuchter verstand hebben we al het een en ander besproken en weten alle partijen wat de wensen zijn. Natuurlijk praten we daar niet graag over. Je hebt de neiging het voor je uit te duwen maar eigenlijk weet je wel beter.
Want er is door niemand aan te ontkomen.
Mijn ouders wonen nog op zichzelf. Mijn moeder die dit jaar de 93 mag aantikken, weet niet meer dat zij mijn moeder is maar ik weet dat nog wel. En ik kan het accepteren omdat ik wel weet dat zij mijn moeder is. Dat is in mijn geval ook logisch want zij en ik hebben samen van alles beleefd, in goede en slechte tijden. Als kind, als puber en nadat ik uitgevlogen was als starter in de maatschappij. Zij was een steun en toeverlaat, vooral nadat ik mij na twintig jaar Terschelling in Den Haag ging vestigen. Elke maandagavond zaten wij wel een uur aan de telefoon en luisterde zij met alle geduld van de wereld naar mijn belevenissen in de grote stad.
Belevenissen die nu flarden in haar geheugen zijn geworden.
Mijn vader van bijna 88 jaar helpt haar met die herinneringen. Hij is haar rots in de branding. We hebben het vooral met hem over de toekomst of beter gezegd, het ongewisse. Want zoals Youp van ’t Hek dat zo mooi zong: ‘Niemand weet hoe laat het is.’ Wijlen cabaretier en kunstenaar Jeroen van Merwijk schreef er ook een prachtig en best wel grappig lied over. ‘Mijn Vriend de Dood’. Hij beschrijft in dit lied dat de dood vanaf het begin van je leven bij je is. Tot het bittere einde: ‘En hij heeft mij sinds die tijd, van ver en dichtbij begeleid, hij is een trouwe reisgenoot, m’n vriend, de dood.’ En zo zijn er nog veel meer liedjes gemaakt over ‘de Man met de Zeis.’
Of ‘Magere Hein.’
Ja, dit zijn bekende mannen in onze cultuur. We hebben ze maar een naam gegeven om de dood iets dragelijker te maken. Maar wij zijn niet de enigen die namen verzonnen hebben om de dood te duiden. In Griekenland heet hij ‘Thanatos’ en in India ‘Yama’. Allemaal mannelijk en ik weet niet of dat te maken heeft met het Glazen Plafond, momenteel weer een actueel onderwerp in Haantjesland. Maar gelukkig zijn de rollen toch wel goed verdeeld want er zijn ook vrouwelijke varianten van de Dood. Zo heeft Ierland ‘Banshee’ en in Mexico de altijd lachende en op haar Frans’ uitgedoste, ‘La Calavera Catrina’. Wereldwijd zijn we er dus wel mee bezig.
Het lijkt wel een pandemie.
De mens is wel steeds bewuster bezig met haar sterfelijkheid en de garantie ermee geconfronteerd te worden. Vroeger werd er eigenlijk niet over gepraat maar gelukkig gaat dat tegenwoordig al een stuk beter. We zien ook dat Tv-programma’s over dit onderwerp zoals ‘Over mijn Lijk’ of ‘Ik mis je’ heel goed bekeken worden. En haar vruchten afwerpt. Want steeds vaker hoor ik om mij heen hoe mensen hun eigen uitvaart organiseren, in samenspraak met hun geliefden. Eigenlijk begint daar het rouwproces al en dat is, hoe ontzettend klote het ook is, toch een hele fijne manier van afscheid nemen.
Daarmee maak je het niet definitief maar zet je het afscheid op ‘tijdelijk.’
Want uiteindelijk onderga je hetzelfde lot maar dan wellicht in een ander jasje. Jeroen van Merwijk zong verder: ‘Hij is rustig, zegt niet veel. Geeft zwijgend iedereen z’n deel. Je kunt van hem altijd op aan, hij zal nooit iemand overslaan.
Mijn veel te vroeg gestorven Tante Riet antwoordde op de vraag of ze niet bang was voor de dood: “Nee, niet echt. Het zal er wel goed zijn want er is nog nooit iemand van teruggekomen.” Dat optimisme heb ik altijd onthouden. Zij effende met dat zinnetje het pad van angst voor de dood die ik had. Eigenlijk zorgde zij daarmee dat ik haar nooit vergeten zou en daarmee schiet mij weer een zin te binnen uit een liedje van Bram Vermeulen, die ik hier iets aangepast opschrijf:
‘Zij heeft een steen verlegd.’
Maar het verdriet blijft voor velen omdat je zo graag je leven met de overledenen had willen delen. Zoals ik altijd even wekelijks met mijn moeder de week door kon nemen. Daarom is het zo belangrijk om er over te praten bij leven. Om uit te spreken wat je dwars zit of juist te vertellen waarom je de ander zo liefhebt. Of wat jullie zo bindt.
Of welke muziek je zou willen horen bij het afscheid.
Muziek biedt troost. Hoe mooi is dat toch dat al die Creatieve Kunstenaars die in ons leven passeren, het donkere in ons leven wat kunnen verlichten. En ja, daar komt hij hoor:
‘t Het nog nooit, nog nooit zo donker west, of ‘t wer altied wel weer licht.
Dank Ede Staal, Dank!