Column: Kom je buiten spelen?
‘Kom je buiten spelen?’ Dat was in mijn jeugd een vraag die dagelijks wel een paar keer passeerde. Een vraag die meestal dan ook positief beantwoord werd door de toehoorder want buiten was het veelal spannender dan binnen. Buiten was vrijheid, avontuur, spanning, vrolijkheid en buiten waren je vrienden.
En de meisjes.
Die waren er ook vaak bij. Bij haast alles wat wij deden. Zelfs bij oorlogje spelen in de duinen deden de meiden dapper mee en menig veldslag werd zelfs gewonnen door hun. Of lieten wij ze winnen, zolang we maar bij ze in de buurt waren en van hun aanwezigheid konden genieten… De wapens bestonden voornamelijk uit een combinatie van een uit hout gezaagd geweer met een ‘pyleke-buis’ (installatiebuis) als loop, bij elkaar gehouden door duct tape. En op de loop zat een knijper die functioneerde als vizier. Sommige onder ons hoefden hun fantasie niet te gebruiken want die kregen van hun ouders gewoon een volautomatisch geweer die lekker knetterde nadat je de trekker overhaalde.
Voor de duidelijkheid: de pyleke-buis schieters riepen ‘pang’ of ‘paw’, overigens zonder verantwoording te hoeven afleggen bij het Openbaar Ministerie..
Nadat je geraakt was stortte je klagend ter aarde, de een nog mooier dan de ander en heel vaak geholpen door het podium waar je op dat moment op stond: op een van de vele Terschellinger duinen. Het naar beneden rollen resulteerde in prachtige sterfscènes die haast niet meer te evenaren waren. Dat je daarna onder het zand kwam te zitten en plekken kreeg van de prikken van het helmgras, deerde de pret niet.
En na tien tellen mocht je gewoon weer meedoen.
Maar het was niet alleen maar oorlog voeren daar in de buitenwijken van mijn woonplaats, Midsland. Nee, er werd ook gevoetbald. Op straat, met vier jasjes als doel. En als er dan eens een auto voorbij kwam, die waren toen nog op een hand te tellen, dan gingen we even opzij. Of we speelden een partijtje voetbal bij een vriendje in de tuin, die had daar twee doelen staan en dat was natuurlijk nóg leuker.
Zodra de weilanden weer weilanden werden en het gras hoog genoeg was, deden we na schooltijd ‘meiden de jongens’. Dan verstopten de meiden of de jongens zich in het hoge gras en wachtte je in spanning af wie je vond. Ondertussen at je van wat er om je heen groeide, bijvoorbeeld de zuurstengels die het weiland toen nog rijk was en je maakte van Madeliefjes alvast een ketting, om het meiske te imponeren. En dan werd je gevonden. En dan kreeg je een kusje!
Soms werd er van tevoren afgesproken waar zij zich zou gaan verstoppen maar dan was er al wat meer aan de hand, dan zat je in de fase ‘bijna verkering’.
Voorgaande zijn zomaar wat herinneringen die bij mij opkwamen nadat ik een grappig filmpje zag van twee jochies die in de regen buiten aan het spelen waren. En herinneringen die een groot onderdeel waren van mijn best wel gelukkige jeugd. En die draag je heel je leven met je mee en zodra je zelf kinderen krijgt, probeer je dat gevoel door te geven. Dat lukte deels omdat mijn jongens in een totaal andere omgeving opgroeiden dan ik. Mijn kinderen wilden wel buiten spelen maar hun generatie kreeg al te maken met de nadelen van ons groeiende, welvarende land. De oorzaak? Alle straten slipten dicht door geparkeerde auto’s en jakkerend verkeer. En die paar kinderen die toch nog voorzichtig met een bal tussen de auto’s durfden te laveren, kregen vaak te maken met boze volwassen omdat die bang waren voor krassen op hun auto.
Dat zijn vast volwassenen die nooit jong zijn geweest …
Ach ja, ik ben een beetje in een sentimentele bui en dan blik je wel eens terug naar vroegere tijden. Die bui vormde zich boven mijn hoofd nadat wij vorig weekend naar Terschelling afreisden. Want mijn moeder werd op Bevrijdingsdag 90 jaar. Negentig jaar en nog steeds zelfstandig wonend dankzij haar sportieve levensstijl en mijn vader, want die doet de zorg. Ik heb daar een stukje over geschreven omdat ik heel erg ben van liever pluimen geven bij leven dan bij de uitvaart…Maar dat was niet de enige reden van mijn sentimentele bui, het kwam ook door het feit dat we onze vier zonen weer eens een keer bij elkaar hadden want dat was twee jaar geleden alweer voor het laatst geweest.
Ja, wij zijn een zogenaamd ‘samengesteld’ gezin en dan zijn bepaalde zaken niet meer zo vanzelfsprekend.
Het werden twee zeer intensieve dagen. Intensief omdat alles met de fiets gebeuren moest want de auto’s stonden in Harlingen geparkeerd. Maar dat is het mooie van het eiland, fietsen is daar geen straf, zelfs niet met windkracht 6 en een temperatuurtje ‘winterjas’. En we namen al het gemopper over dat fietsen van de mannen op de koop toe, want we wisten dat ze in hun hart genoten van de fietsritjes, de lol, de gein en de gezelligheid.
Vooral ondergetekende moest het ontgelden voor al dat ‘leed’, bestaande uit zadelpijn, vermoeidheid door het tegen de wind in fietsen en het steeds maar overal op tijd moeten zijn. Maar gelukkig heb ik een brede rug en ik kon mijn geklaag over hun geklaag weer kwijt bij mijn vrouw en bij de vriendin van mijn jongste zoon. Vooral die laatste vond het geweldig om zo het eiland te leren kennen want dit was haar eerste keer.
Die tijdsdruk kwam doordat ik persé wilde dat we die avond met zijn allen de Dodenherdenking op het eiland zouden meemaken. Een herdenking die begint met een stille tocht door het dorp en vervolgens tegen acht uur eindigt bij het Monument, ooit opgemetseld door een oom van mijn vader.
We waren ruim op tijd. En eenmaal meelopend in de stoet nam de stilte bezit van de jongens. En begrepen ze weer dat vrijheid niet vanzelfsprekend is. Vrijheid die ooit bevochten is door jonge mensen, net zo jong als zij nu zijn. Ze zagen de leeftijden van de gesneuvelden op de grafstenen staan en de stilte overdonderde, slechts een merel zong hun lied.
Een lied voor de gevallenen. Omdat zij nooit meer buiten kunnen spelen….
https://muizenstaartjes.nl/vergeten-gaat-steeds-beter/
Door: Arjen Veldhuizen