Column: Met de finish in zicht
Soms vraag ik mij wel eens af waarom ik nu veel beter luister naar de verhalen van mijn vader dan jaren terug. En dan bedoel ik verhalen uit zijn verleden, verhalen die belangrijk genoeg zijn om door te vertellen aan de generaties na ons. Het is niet alleen aan mij besteed hoor, het is een verschijnsel waar iedereen zich wel in zal herkennen. Je moet er dan wel voor open staan en inmiddels kan ik wel zeggen dat ik dat punt bereikt heb. Dat komt wellicht door mijn leeftijd maar bij overheerst het besef dat het nog kán!
En ik heb een vader die kan lullen ‘als Brugman’!
Of zoals wij altijd gekscherend dan zeiden: ‘Als Cees Brugman!’ Want zo heette zijn beste vriend ‘voor het leven, Cees Brugman. En Cees was ook getrouwd met een Truus, net als mijn vader dat was. Toen mijn moeder vorig jaar mei overleden was en mijn vader na de uitvaart een paar dagen naar mijn broer ging, verbleven wij nog een paar dagen in zijn huis. We hebben die dagen gebruikt om op te ruimen en om het huis weer even lekker schoon te maken, samen met mijn zus. Tijdens die werkzaamheden ging de huistelefoon en ik nam op zoals mijn vader dat altijd deed:
“Veldhuizen”
“Herman, met Truus! Hoe is het ermee?” Klonk het aan de andere kant van de lijn. Even viel ik stil, moest ik mijzelf even resetten want we hadden immers net afscheid genomen van Truus, mijn moeder. Maar het bleek geen telefoontje te zijn uit hogere sferen, nee, het was Truus Brugman, de vrouw van Cees.
Nadat ik mij zelf bekend had gemaakt moesten we er beiden om lachen.
Vorige week is zij na een kort ziekbed overleden. Ik belde mijn vader met de vraag hoe hij hiermee omging want ja, dat deed hem toch wel wat. Zij was namelijk de laatste van het groepje jeugdvrienden die hij had.
Hij is de de laatst levende.
Door dit soort gebeurtenissen begrijp ik steeds meer van het leven en ik merk dat het ook steeds meer bij leeftijdsgenoten speelt. De gesprekken gaan steeds vaker over dit soort ontwikkelingen, ontwikkelingen in ieders leven want het leven is eindig. Maar niet alleen mijn generatie voert deze gesprekken, ook de generatie van mijn vader houdt zich daarmee bezig. Want ze beseffen zich donders goed dat de finish in zicht is. Zo heeft mijn vader veel contact met zijn nog levende broers en zussen maar ook met zijn leeftijdgenoten die een rol in zijn (en mijn moeders) leven gespeeld hebben. En wanneer ik hem wat vraag krijg ik steeds vaker een heel verhaal terug.
Want het moet doorgegeven worden.
Ik smul ervan. Vooral omdat ik vaak verrast word door de inhoud van het verhaal. Maar ook door het tijdsbeeld wat het blootlegt. En ik begrijp het steeds beter zoals ik al hierboven schreef. Zoals bijvoorbeeld de ‘opruimwoede’ van onze ouders. Mijn vader begon daarmee nadat mijn moeder naar het verpleeghuis moest vanwege haar dementie. Toen hebben we de hele bovenverdieping opgeruimd. Alle bedden waar wij als opgroeiende kinderen op geslapen hebben en die later weer beslapen werden door alle kleinkinderen, werden afgevoerd naar het grofvuil.
Na 65 jaar trouwe dienst.
En afgelopen jaar begon hij met het weggeven van zijn gereedschap aan zijn kleinkinderen, gereedschap welke hij zijn hele werkbare leven gebruikt heeft en sommige werktuigen hebben zelfs een eigen verhaal, die kregen ze erbij, zat bij de prijs inbegrepen. Niet prehistorische werktuigen maar absoluut historisch! Verhalen en uitdrukkingen die mij vreemd in de oren klinken. Zo had hij het laatst over ‘ellebogenstoom’, een begrip van na de Tweede Wereldoorlog. Dat woord bleef hangen bij mij en een tijdje later belde ik hem met de vraag wat hij daar nou precies mee bedoelde. Nou, dat heb ik geweten, hij ging helemaal los.
Een heel verhaal!
Maar wel een verhaal wat doorverteld moet worden zou hij gedacht hebben. “Met ellebogenstoom bedoel ik dat veel werkzaamheden nog met eigen handkracht uitgevoerd moest worden, zoals hout schaven met de blokschaaf en daarna verder behandelen met de poetsschaaf. Voor de profielen van raam-en deurkozijnen werden speciaal daarvoor ontworpen profielschaven gebruikt. De gaten werden geboord met behulp van een booromslag en spiraalboren.”
“Aangedreven door enkel spierkracht!”
“En weet je, het gemiddelde onderhoudsbedrijf had toen nog geen machines zoals een vlakbank, frees of dikte bank.” Net zomin als er sportscholen waren, bedacht ik mij want krachttrainingen deed je toen dus gewoon op je werk! Pa ging ondertussen gewoon verder met zijn betoog: “Beton werd ‘gewoon’ op straat gemaakt en in houten kruiwagens geladen om weg te kruien. Die kruiwagen was niet meer dan een houten bak met een houten wiel waar een ijzeren band omheen zat.”
“Erg lastig om op een bouwterrein mee te rijden.” Vervolgde hij.
“En met de auto naar het werk gaan was er ook niet bij. Wij fietsten naar ons werk, soms met steigerplanken onder de arm of de gereedschapkist op je schouder. Soms moest je ook een zak cement meenemen, achter op de bagagedrager. Of steigerhout! Die steigers werden met touwen geborgd, dat deed je middels een paalsteek en een mastworp, waarna de kortelingen daar weer overheen gelegd en vervolgens de steigerplanken. Bij langdurig droog en warm weer moesten de touwen wel natgehouden worden!”
Pa vervolgde zijn relaas: “Stenen bracht je op je schouder omhoog, zo om en nabij de 46 stenen. Je had dan een lap tussen oor en stenen als ‘bescherming’.” Direct schoot mij het begrip VCA door het hoofd, het veiligheidscertificaat waar je tegenwoordig niet meer onderuit kan.
“Zo tilden we ook de dakpannen omhoog.”
“De werkweek was minimaal 48 uur lang en we hadden één week per jaar vakantie, Bouwvak. En negen van de tien keer regende het ook nog in die week! Al met al heb ik dit vak met enorm veel plezier uitgeoefend dus ik klaag niet, hoor.”
“Ik heb het niet voor niets ruim 45 jaar uitgehouden!”
Ik moest denken aan de actualiteit, over dat mensen die zwaar werk doen eerder met pensioen mogen. Daar ben ik absoluut voorstander van maar ik vraag mij dan wel af:
Wat is eigenlijk de definitie van zware arbeid?