Column: Elke dag mooi weer is ook maar saai
Onze vakantie modus duurde drie weken. Dat lijkt lang maar daar denkt de Opperbevelhebber van de Tijd anders over. Dat realiseerden we ons al op het moment dat we wegreden van huis. Toen verscheen er ineens dat bekende donkere wolkje boven onze vrolijkheid, met de boodschap waar velen telkens mee worstelen:
‘Het is zo weer om!’
En het was ook zo om! Man, twee keer knipperen met je ogen en je zit weer op je eigen bank, lig je weer in je eigen bed en douche je weer in je eigen douche!
Heerlijk!
Vakantie dus. En ja, weer op Terschelling. Na een weekje mensen begroet te hebben met ‘Moi!’ En ‘Goeiedag eem’ werd het weer gewoon ‘Hoi!’ of ‘Goeie!’ Waar ik mee opgegroeid ben en niet meer die dwalende cultuurbarbaar die als hij spreekt, Haags, ABN, Gronings, Meslânzers en Fries door elkaar gooit.
Of de Terschellinger brul.
Op een eiland ben je je altijd bewust van de elementen, vooral omdat we alles met de fiets deden. De auto staat geparkeerd en heeft ook drie weken vakantie. Toch heb ik hem één keer gepakt omdat we bagage van een tante naar de boot gebracht hadden, zij had twee weken vakantie. Het was fijn haar te helpen maar nog fijner was het om de auto weer te parkeren.
Ik voelde mij haast schuldig!
Die middag fietsten we naar het dorp voor een boodschapje terwijl het eerder weer was om de auto te pakken. Zonder hond, want de eerste zomerstorm van het jaar kondigde zich aan en op het moment dat wij van de camping wegfietsten begon deze storm al vorm te krijgen. Ik had zoiets gelezen in de Weer-app maar sloeg alle waarschuwingen in de wind.
Wind zat immers.
In eerste instantie hadden we het ook niet in de gaten want we hadden wind mee, we vlogen door onze E-bike begrenzers heen waardoor we in mum van tijd het dorp in zicht kregen. Maar er zat op deze route ook nog een paar honderd meter tegen-de-wind-in fietsen tussen en op datzelfde moment kwam de storm tot een hoogtepunt, inclusief veel regen.
Heel veel regen!
Als verzopen katten kwamen we aan in het dorp, werden we door schuilers met veel bewondering aangestaard. Of zag ik het niet goed door mijn verregende bril, bekeken ze ons met een dikke grijns omdat wij verzopen waren en zij zo verstandig geweest om even te schuilen? Ach, het maakt ook niet uit. Ik pepte mijn vrouw op dat dit echt leven was, alsmaar die strijd tegen de elementen, een strijd die elke eilander of eilandliefhebber kent en herkent. Ik keek haar aan en schrok! Haar haar, iets waar ze altijd veel aandacht aan besteed, lag totaal aan diggelen.
‘Bad, very bad-hair- day alert!’
Maar niets daarvan, ze lachte haar mooie witte tanden bloot en even dacht ik dat ze mij verliefde blikken toewierp, waren we weer dat jeugdige stel van toen we 18 jaar waren. Uit enthousiasme gaf ik haar een hele natte kus op de mond en schoot mij gelijktijdig dat deuntje uit Turks Fruit door het hoofd, van Toots Thielemans.
Ja, onze relatie was ineens heel hip!
De eerste week van onze vakantie was het prachtig weer. Was het goed toeven op het eiland en waren we blij niet aan de wal te zitten. Zelfs het water van het Duinmeertje waar mijn vrouw regelmatig ging zwemmen (tussen de snoeken bij gebrek aan dolfijnen) voelde warm aan. Maar het weer sloeg om en we ondergingen dat gedwee, wetende dat dit ook typisch Nederlands weer is.
Part of the deal.
De dag erna was het weer raak. We hadden een flink stuk gefietst en waren uiteindelijk gestrand bij het strandpaviljoen van Midsland aan Zee. Na een gezellig uurtje borrelen stapten we weer op de fiets want het volgende leuke uitje stond alweer op het programma, namelijk uit eten met mijn vader en zus. Mijn vrouw wilde over de Badweg terugfietsen naar de camping in plaats van ‘onder duin’ langs via Midsland- Noord. Dat laatste was mijn voorstel want er hing een donker, vervaarlijk lijkende wolkenbrij boven de noordkant van het eiland.
“Dat ziet er dreigend uit!” zei ik nog, als zelfbenoemde ervaringsdeskundige.
Maar ze lachte het weg, herhaalde zelfs mijn motto wanneer ze mij vertelde dat de voorspellingen niet al te best zijn, dan zeg ik altijd: ‘Gewoon naar buiten kijken waar je bent en je niet laten beïnvloeden door al die weerprofeten!’
De Badweg dus.
Bij Paal Acht ging het mis. We kregen een bui over ons heen gestort waardoor we binnen twee minuten zeiknat waren. Inclusief de hond in de pot .. eh…mand die voorop aan mijn stuur hangt. Dat beestje kreeg de schrik van haar leven en dat liet ze ons heel duidelijk horen door hard en heel paniekerig te piepen en te blaffen.
Ons hondje is al niet groot maar nu was er echt niks meer van over!
Trillend en rillend kroop ze ineen op de bodem van de mand, teleurgesteld in haar baasjes die haar nu verwaarloosd hadden. De bui was inmiddels over en we droogden ‘ons kind’ af met het kleedje waar ze op zit en sloegen deze daarna om haar heen. Ik sloot de mand deels van boven af zodat ze enigszins beschut voor de elementen lekker bij kon komen. Bij normale omstandigheden zou mij dat niet gelukt zijn want ze wil constant staan in de mand, of ze gaat met haar pootjes over de rand hangen.
Ja, hanghonden bestaan ook!
Wij droogden vanzelf op door lekker tegen de wind in door te fietsen. Hondlief bleef laag zitten en durfde niet meer ‘naar buiten te kijken’, nee, ze was er duidelijk klaar mee. Terwijl we de donkere luchten achter ons hadden gelaten en we tot de ontdekking kwamen dat het niet overal op het eiland geregend had.
Precies op de lijn die ik eerder voorgesteld had, ‘onder duin’ via Midsland-Noord.
Wat ik niet kan, kan mijn vrouw wel. Toegeven wanneer ze het mis heeft. En tijdens dat toegeven zag ik de liefde voor mij in haar ogen waarna ik spontaan begon te fluiten en mij even Toots Thielemans waande!