Column: En toch was het onverdiend!
Ongeveer 50 jaar geleden, toen ik nog als een jonkje van en jaar of tien rondliep, was voetballen een van mijn passies. De andere passies zaten in de hoek cowboytje of soldaatje spelen, met zelfgemaakte houten geweren met een ‘pylke’ buis als geweerloop. Daarnaast was het zwemmen in het openluchtzwembad, op ’t strand of op ’t Wad, met de auto’s spelen, schommelen en dan-over-het-kleed-springen en vliegeren of meiden- de jongens spelen in de weilanden.
Met als hoogtepuntje zoenen met het gevonden meiske.
Beweging genoeg en dat was misschien de reden dat mijn moeder ooit eens tijdens een stranddag aangesproken werd door een andere strandganger, of haar kinderen soms ziek waren omdat ze zo mager waren.
Moeder heeft dat altijd een rare vraag gevonden.
Terecht raar, vooral omdat we niets te kort kwamen. We mochten ook niet zonder ontbijt de deur uit, aten tussen de middag altijd warm met om de dag een klein stukje vlees, mochten na schooltijd altijd een boterham smeren en tijdens het brood eten in de avond genoten we elke week wel van iets extra’s, zoals bijvoorbeeld, gebakken bloedworst, wentelteefjes, gebakken ondermaatse tongetjes of scholletjes, in vetspek gebakken krieltjes, gebakken tomaat met ui of een plak balkenbrij.
We bewogen gewoon veel waardoor alles als een tierelier verbrandde.
Voorgaande was zeg maar mijn leven als kind of puberende jongvolwassene, uit de tijd dat wij nog niet zo veel moesten en onwetend waren van bucket lijsten waar zo veel wél moet. Het was de tijd dat alles nog overzichtelijk was. Mijn dagen en die van mijn vriendjes werden gevuld met voorgaande bezigheden, maar we speelden bovenal voetbal, hetzij blokjes- of potjes voetbal op de straat of op de voetbalvelden.
Of elk (school) pleintje of veldje waar het spelletje op gespeeld kon worden.
Als er maar een bal was. De jas diende als doelpaal. Naast fan van het voetbalspel waren we natuurlijk ook fan van een voetbalclub. Dat was voor mij Quick’35, de vereniging waar wij het voetbalspel leerden. Landelijk was ik, net als mijn oudere broer, voor Feyenoord. Mijn vader was voor Ajax.
We waren alle drie voor het Nederlands Elftal.
Alhoewel grote broer daar later toch een andere mening op na hield. Want zodra er te weinig Feyenoorders opgesteld werden in Oranje was hij er klaar mee, dan werd hij fan van Duitsland. Ja. Zo ver ging hij, te bizar voor woorden en soms vraag ik mij wel eens af of hij daar niet voor in behandeling moet. Maar toen we nog jong waren was ik dus ook voor Feyenoord en dat kwam natuurlijk omdat mijn broer dat ook was.
Pure indoctrinatie.
In plaats van mijn eigen mening te laten gelden, volgde ik hem in zijn voetsporen. Nu was hij wat voetbal betreft wel net even beter dan ik was. Hij haalde het 1e elftal van Quick’35 omdat hij een gevaarlijk schot in zijn linkerpoot had en ik haalde het 3e elftal omdat ik een iets minder gevaarlijk schot in mijn rechterpoot had.
Het 2e sloeg ik gewoon over.
Want voetballen was leuk, maar ik zag ook wel de andere leuke dingen van het leven, hoe bleu ik ook was. Eenmaal volwassen voetbalde ik nog enkel tijdens het jaarlijks gehouden familie voetbaltoernooi en nog een klein jaartje bij DEVJO, een Voorburgse voetbalvereniging. Dit moest ik uiteindelijk noodgedwongen stoppen vanwege een herniaoperatie die ik op mijn 27ste jaar moest ondergaan. Dat was voor mij genoeg reden om er mee te stoppen, alhoewel ik nog wel vaak met de kinderen en hun vriendjes en vaders voetbalde, op mooie zomeravonden. En ik begon mij meer te richten op voetbal kijken vanaf de bank of als het zo uitkwam bij de plaatselijke verenigingen.
Ik had al gezien dat het voetbal van Ajax mij het meest bekoorde.
Maar dat kwam natuurlijk omdat ik niet meer dat bleue jochie was die alles nadeed wat zijn grote broer deed. En daarbij, ik gooi ‘m er toch even in, verstand komt met de jaren. Ik raakte zelfs in stadions, hetzij het Olympisch Stadion in Amsterdam, hetzij in de Kuip van Rotterdam. Want toentertijd gingen we regelmatig met een groepje liefhebbers naar Ajax- Feyenoord of Feyenoord – Ajax. Dat was nog in de tijd dat men geen vuurwerk in ons achterwerk stopten, ik zou daaraan willen toevoegen:
We hadden destijds net even wat meer hersencellen!
De Europa Cup en Champignon League wedstrijden in het Olympisch Stadion en de Johan Cruijff arena staan mij nog goed bij, dat waren feestjes op zich. Maar het was niet alleen Ajax waar mijn blik op gericht was, ik keek ook graag naar andere wedstrijden, naar spelers die het verschil konden maken zoals bijvoorbeeld Bergkamp, Robben, Van Persie, Van Basten, Ibrahimovic, Litmanen, Messi…
En al die anderen.
Maar ik kon ook erg genieten van de voetbalkwaliteiten van mijn kinderen. Naast de trainingen keek ik ook graag naar de wedstrijdjes die ze speelden, vanaf de F’jes tot en met de senioren. Wanneer ze dan scoorden dan stond ik langs de zijlijn heen en weer te springen of met enorme trots in stilte te genieten.
Alleen de laatste jaren verloor ik de interesse in het professionele voetbal.
Ik kon het niet meer opbrengen om dagelijks ernaar te kijken, het was te veel en er waren vooral te veel voor en na beschouwingen. Plus de kapsones die we steeds meer zien op de velden, de trucjes, de schwalbes, de geslagen kruisjes, de handopleggingen na de knieval naar boven, het zeiken naar de scheidsrechter, het zeuren om een kaart, de handen achter de oren, de handen gevouwen als een hartje, de strak gekamde én gekleurde haren, het eencellige gedrag van sommige ‘fans’…
Aan voetballen komt men niet meer toe.
Ook het Nederlands Elftal liet ik min of meer links liggen, zapte er hooguit een paar keer even naartoe, maar vond het niet meer boeien. De overdaad aan voetbal heeft bij mij zijn tol geëist. Heel soms pak ik nog wel eens een wedstrijdje live mee, zoals de bekerfinale afgelopen zondag. Inmiddels is het een week later en ik vind het nog steeds een onverdiende overwinning.
Maar dat mag ik zeggen, als zwaar gefrustreerde Ajax-fan!
Vooral omdat ik wist dat Peter Bosz heel graag trainer was geworden van Ajax!
En ja: PSV is de terechte landskampioen!