Column: Met vallen en opstaan
Mijn schoonvader heeft vorige week zijn zelfstandigheid gedeeltelijk moeten inleveren omdat zijn lichaam niet meer mee wil werken. Dat is wel even een moment om bij stil te staan voor een man van 80 jaar. Een man die zijn hele leven hard gewerkt heeft als draglinemachinist. Hij zwierf over de hele wereld om geld te verdienen voor zijn gezin en heeft daar veel voor moeten laten. Gelukkig kon hij tijdig stoppen met werken en genoot hij samen met zijn vrouw van het leven.
Totdat zij vijf jaar geleden overleed.
Vanaf toen begon zijn gezondheid hem in de steek te laten. Alsof hij toen pas ruimte gaf aan zijn eigen kwaaltjes. Maar hij onderging zijn lot als een echte kerel en vertrouwde op de mensen in de gezondheidszorg zoals mensen op hem konden vertrouwen als hardwerkende draglinemachinist. Met grote bewondering keken wij ernaar, hoe hij de pijn droeg en hoe hij telkens weer opkrabbelde. Het leven was te mooi om bij de pakken neer te zetten. Want de geest won het van de lichamelijke ongemakken.
“Straks spring ik weer over het hekje!” zei hij.
Maar hij wist wel beter. Want de rug deed niet meer mee. Versleten door jarenlange inspanningen voor zijn opdrachtgevers. Ik ben daardoor anders gaan kijken naar bepaalde takken van arbeid en snap de arbeidsinspectie ook steeds meer. En als ik naar mijzelf kijk, hoe ik in het verleden nooit wegliep van zwaar tillen. Dat ik gewoon begon met tillen in plaats van te wachten op andere helpende handen. En hoe vaak werd dan niet tegen mij gezegd:
“Je hebt maar één rug! Wees daar zuinig op!”
Dat sloeg ik in de wind want ook ik had last van haantjesgedrag en dat resulteerde in een operatie aan mijn rug nog vóór mijn 28ste levensjaar. Mijn schoonvader was toen 50 jaar en al langer bezig met de slijtage van zijn lijf.
En zat daardoor de laatste jaren aan huis gekluisterd.
Terwijl de geest nog intact is en dat maakte het nog lastiger. Want zoals hij zelf al zei: “Als ik ‘s morgens opsta dan neem ik mij van alles voor. Dan wil ik naar buiten om de hond uit te laten of om een boodschap te doen. Of ik rij even met de auto naar de kinderen of ik ga gewoon even een stukje rijden met de auto. Helaas kwam hij de laatste tijd niet verder dan zijn slaapkamer, de keuken, de badkamer en de bank.
En op de goede dagen zat hij in zijn sta-op stoel.
Tevreden een sigaartje te roken en te genieten van muziek en sport op de TV. Of hij luistert naar muziek, een heel belangrijk onderdeel van zijn leven. Het liefst Fats Domino maar van Jannes wordt hij ook blij. Eigenlijk alle Nederlandstalige muziek is wel aan hem besteed. Jaren terug kreeg hij zelfs menig Scheemder op de dansvloer na het oprichten van een carnavalsvereniging.
‘Als ge maar leut het’ moet hij gedacht hebben.
Maar nu het lichaam versleten in de sta-op stoel zit of op de bank ligt zijn het slechts nog herinneringen. Bijna 81 jaar aan herinneringen. Mijn vader maakt al 88 jaar herinneringen maar loopt er beter bij. Toch is bij hem ook slijtage te zien en zijn de botten stijf bij het opstaan, dankzij het harde werken.
Zij werkten in de tijd dat ‘ergonomisch werken’ nog niet bedacht was.
Wel maakten ze de veranderingen mee die door de arbeidstijdenwet omschreven werden. Maar in het begin van hun carrière werkten ze nog volgens de arbeidstijden van de bijbel zeg maar, toen was de zondag hun enige rustdag. Want ja, er moest opgebouwd worden. De wonden van de allesverwoestende oorlog moesten geheeld worden.
Maar sinds vorige week is het alle dagen zondag!
Want hij is terecht gekomen in een waar paradijs! Vanaf de verhuisdag wordt hij overladen met zorg. Dat begint al met een helpende hand om uit bed te komen en met wassen en aankleden. Na het ontbijt neemt hij plaats in zijn stoel en komen ze koffie brengen. Aan het eind van de ochtend krijgt hij soep en tussen de middag een bord vol warm eten. En dan mag hij ook nog eens kiezen uit twee maaltijden!
Oh ja, en op zijn toetje krijgt hij zelfs slagroom!
Na het middageten is er tijd voor een dutje. Nu niet op de bank zoals hij thuis vaak deed maar gewoon op bed. Na het dutje komen ze alweer binnen met thee, inclusief een koekje en mag hij aangeven wat hij die avond op zijn brood wil eten. Tussen dit alles door krijgt hij de (nog) noodzakelijke medicijnen en is er zelfs tijd voor een praatje. Van de week vroegen wij hoe hij het vond, of hij al die aandacht niet een beetje te veel van het goede vond.
Hij vond het allemaal geweldig!
Dat snap ik wel want wij zagen dat de mensen die daar werken er echt mensenwerk van maken. Dat was een geruststelling. Voor mij maar vooral voor mijn vrouw. Want zij was sinds het overlijden van haar moeder zijn mantelzorger geworden. Dag in dag uit, week in week uit en jaar in jaar uit regelde zij van alles voor hem. Daarnaast deed zij zijn boodschappen, de was, maakte ze schoon, hielp hem weer op de been na een val of als hij niet meer van de bank of bed kon komen, hielp hem bij het douchen na ‘een ongelukje’ of dronk gewoon gezellig koffie of een borrel met hem zoals een dochter met haar ouwe vader hoort te doen. Natuurlijk had ik ook een taakje. Ik mocht regelmatig voor hem koken en de ramen lappen. Maar zij was de Opper Mantelzorger.
Daar is geen woord van overdreven.
Gisteren heeft ze samen met haar broer en zus de spullen in het huis van hun vader uitgezocht. Want niet alles kon mee natuurlijk. Uiteraard ging dat gepaard met gemengde gevoelens want er werd een hoofdstuk afgesloten.
Voor hun, voor hun kinderen en uiteraard voor hun vader zelf.