Eindejaarscolumn: 2021, een terugblik
Het scheelde dat ik al de hele week vroege diensten had waardoor ik al voor de wekker wakker was geworden. Ik probeerde in te schatten hoe laat het was maar dat lukte niet want ik had nogal diep geslapen. Dan maar even de wekker checken want ik wilde niet te laat komen op mijn jaarlijkse afspraak.
De afspraak met de man die net zoveel neuzen heeft als het jaar nog dagen!
Half acht. De wekker stond een kwartier later maar ik was nu toch al wakker. Ik sprong uit bed en even later vulde ik de thermoskan met koffie, belegde nog wat overgebleven kerstbroodjes met gerookte zalm en griste de fles Jutterbitter uit het vriesvak. De gebraden rollade, speciaal gebraden omdat hij dat vorig jaar al zo lekker vond, sneed ik in mooie plakken en legde dat in een diepvriesbakje. Dat bakje had eerder nog dienstgedaan bij de plaatselijke Chinees, voor de Babi Pangang.
Een duurzaam bakje dus.
Om dat duurzame een beetje erin te houden besloot ik om lopend, met een gevulde rugtas, richting de Pieter Smit brug te gaan alwaar wij vanmorgen vroeg afgesproken hadden. Net als vorig jaar, alleen was de brug toen nog niet in gebruik. Toen zat de man op de brug helft gezien vanaf Blauwe Stad en ik op de brug helft gezien vanaf de Hoorntjesweg. Die situatie was ontstaan door miscommunicatie tussen ons maar dat is tegenwoordig ook in het dagelijkse leven schering en inslag. We komen om in de communicatiemiddelen maar in plaats van daarvan gebruik te maken communiceren we juist steeds minder.
Steeds vaker zie je mensen zich afsluiten van alles en iedereen om hen heen.
Door de jaren heen is deze man eigenlijk een hele goede vriend geworden. Eigenlijk een allemansvriend want hij loopt elk jaar altijd op deze ene dag dwars door heel het land, op zoek naar mensen die even met hem willen praten.
Even het jaar doornemen wat achter ons ligt.
Terwijl ik over het fietspad naast het Winschoterdiep liep zag ik de brug van verre al liggen, een beeld die over de jaren kenmerkend zal zijn voor de Gemeente Oldambt. Ik had spijt van de winterjas die ik had aangetrokken want het was helemaal niet koud. Na toch nog een klein half uurtje lopen liep ik het fietspad naar de brug op en keek ik hoopvol of ik hem al zag. Ja! Daar stond hij! Zijn rijzige gestalte hing gebogen over de reling van de brug alwaar hij neerkeek over het onder hem door razende verkeer van de A7. De grijze bos haren had hij in een staart en in plaats van de gebruikelijke alpinopet had hij nu een hoed op.
Ik gaf een brul: “Goeiedag eem!”
Hij draaide zich direct naar mij om, spreidde zijn armen en omhelsde me. Ik schrok me dood! Zijn gezicht zag er zo anders uit dat ik hem haast niet herkende. Zelfs zijn baard zag er tiptop en verzorgd uit! “Wat heeft u nou met uw gezicht gedaan?” vroeg ik verbouwereerd, want van die markante, oudere kop was geen sprake meer. Nee, ik zag een jongere versie van mijn vriend en even, heel even, schoot het door mijn hoofd dat deze persoon misschien wel een zoon was van mijn vriend.
Hij zag mijn verbazing en bulderend van het lachen omhelsde hij mij:
“Ja, ja, dat is even schrikken he! Maar wat Dirk Kuyt kan, kan ik ook!”
“Maar hoe kom je aan zo’n nette baard?” vroeg ik, terwijl ik naar hem opkeek want hij was toch echt wel rond de twee meter. Voorheen zat die baard namelijk vol met muizenissen en nu zag hij eruit om door een ringetje te halen. “Ja mooi he! Dat leer ik van een gozer die vlogt, The Bearded Dude. Die geeft allerlei tips hoe je een baard mooi kan houden met allerlei olietjes enzo.”
En weer klonk die bulderende lach waarna een net gepasseerde fietser geschrokken omkeek.
“Kom,” zei ik, “laten we de brug aflopen richting Blauwe Stad. Daar staat een prachtig exemplaar van de Social Sofas. Die hebben ze dit jaar geplaatst, aan beide kanten van de brug.” Bij de bank aangekomen deed de man zijn lange, grijsleren jas uit en legde die op de met mozaïek beklede bankje. “Ik heb ouwe botten en hou de kou liever op afstand.” waarna hij ging zitten.
(lees verder onder de foto)
Ik zette mijn rugtas tussen ons in, schonk de koffie in en deed er een scheut kruidenbitter in.
“En?” vroeg de man. “Hoe is het met jou?” Terwijl hij dat zei keek hij mij recht in de ogen en nam een slok van de koffie. “Goed!” antwoordde ik. “Naar de omstandigheden dan wel te verstaan want we leven momenteel in een rare wereld.” De man knikte instemmend en zuchtte diep. “Nou, dat kun je wel zeggen. In al die jaren dat ik op deze dag rond aan het sjouwen ben, zijn de laatste twee jaren toch wel heel erg bizar..” Dan, ineens wijzend naar boven waar een zilverreiger overvloog en zingend: “Maar de vogels vliegen nog steeds van West- naar Oost- Berlijn, worden niet teruggefloten, ook niet neergeschoten..”
“Klein Orkest. Blijft een wereldnummer!” zeiden we tegelijk en schoten in de lach.
“En wat zijn die zilverreigers toch mooi hè,” zei ik enthousiast, “je ziet ze hier heel veel in de polders.” “Voorheen zag je ze eigenlijk nooit in mijn beleving. Het zal vast wel te maken hebben met dat andere probleem waar we mee te maken hebben, de opwarming van Moeke Aarde.” Mijn gesprekspartner dronk nu in één teug de koffiemok leeg en zei: “Daar ben ik ook bang voor. We zitten op mijn jas op dit mooie bankje maar dat was jaren terug ondenkbaar, dan moest ik de jas tot bovenaan dichtdoen wilde ik mijzelf een beetje warm kunnen houden.”
“Maar deze jutterkoffie helpt daar ook goed bij!” en hij gaf mij een vette knipoog.
Ik schonk opnieuw in en gaf hem de mok terwijl hij een plak rollade aan het eten was. Na een slok koffie nam hij weer het woord: “Nou, vertel grote vriend, hoe was het afgelopen jaar voor jullie? Zijn jullie er nog een beetje zonder kleerscheuren vanaf gekomen?” “Ja, best wel. Terwijl we toch in onze indirecte omgeving mensen verloren hebben door dat kolere virus. En dan lopen er toch nog mensen rond die maar roepen dat het om een griepje gaat!”
“Hoe dan? Er is in mijn hele leven nog nooit iemand gestorven aan een griepje!” zei ik bozig.
“Rustig jongen,” zei de man terwijl hij een arm om mij heen sloeg, “we leven nu eenmaal in een tijd van wantrouwen naar alles en iedereen. Dat zegt meer over die mensen dan over jou dus laat het los.” Natuurlijk had hij gelijk. En ik kan mijn tijd wel beter gebruiken dan mij druk maken over alle problemen in de wereld. Ik kan enkel mijn best doen om wat van het leven te maken in plaats van mij druk maken over dingen waar ik geen verstand van heb.
“Carpe Diem!” brulde ik vanuit mijn tenen.
“Juist!” schreeuwde mijn vriend. “Zo is het!” riep hij lachend en gaf mij een flinke doch vriendschappelijke klap op mijn schouder. “Maar vertel eens, hebben jullie dat plaatjesboek van Historisch Scheemda nog vol gekregen?” “Jazeker,” antwoordde ik, “we hebben zelfs meerdere boeken kunnen vullen voor enkele liefhebbers. Het was ook een superleuke actie van de plaatselijke supermarkt. De eigenaren, de familie Lukens, wilden zo hun 10-jarig jubileum vieren en dat hebben ze geweten want het werd een groot succes!”
“Dat had een verbindingsfactor 10 durf ik wel te zeggen!”
“En we zijn met een soort buggy op Mars geland. Dat ding gaat op zoek naar sporen van leven, hoe gek kun je het toch allemaal maar weer maken!” De mond van de man naast mij viel even open van verbazing. Dat verbaasde mij weer want hij liep toch echt wel wat jaartjes mee maar dit was voor hem dan toch wel een openbaring:
“Mooi,” zei de man, “respect voor het verleden en nieuwsgierig naar de toekomst!”
Ik pakte de rugtas en gaf hem een broodje met zalm. “Nou ja zeg, wat een feest! Is die besmeerd met echte roomboter?” “Ja, natuurlijk, zei ik, “uit respect voor de zalm want dat eten we niet elke dag.” We keken even voor ons uit, richting de brug en ‘het zwanenmeer’. Nadat het broodje op was begon ik enthousiast te vertellen over De Run, de ultraloop die dit jaar toch mocht doorgaan. “Ik heb samen met mijn vrouw een deel van het parcours ‘bewandeld’ en besefte mij toen pas hoeveel inspanning dit gevergd moest hebben van de deelnemers én de organisatie. Honderd kilometer! Enkele jaren terug was het wijlen Hendrik Jan Doornekamp die de 100 nog op klompen liep!”
“Categorie ‘niet lullen maar poetsen’ zeg maar.”
Zijn jullie eigenlijk afgelopen jaar nog op vakantie geweest?” vroeg hij, terwijl hij beide mokken vulde met de gebruikelijke ingrediënten. Ik wilde bezwaar maken maar ach, het is de laatste dag van het jaar en soms moet je de teugels even laten vieren. “Jazeker, we hebben drie heerlijke weken op vakantie kunnen vieren op Terschelling. En geloof mij of niet, we hebben wederom plekken ontdekt en bewandeld waar wij voorheen nooit kwamen. Maar het allerbelangrijkste was de tijd die we weer mochten doorbrengen met mijn ouders!”
“Na een jaar afwezigheid en enkel telefoontjes of facetimen.”
“Dat is hartstikke mooi zeg! Mooi dat jullie elkaar weer hebben kunnen meemaken. Zo hoort het ook!” En ik kreeg opnieuw een forse klap op mijn schouder waarmee hij zijn opmerking kracht bijzette. “Ik hou van dit soort verhalen. Vooral nu, in deze barre tijden dat mensen uit elkaar gedreven worden. We moeten juist verbinden! Net zoals de makers van deze mooie bankjes ooit bedacht hebben!”
“Ja, precies, laten we daarop drinken!” zei ik en vulde twee borrelglaasjes, nu zonder de koffie.
Terwijl we proosten keek ik tersluiks even op mijn horloge: half tien. Ik wist dat ik nog maar even had want mijn vriend moest weer door, juist op deze laatste dag van het jaar. Snel sprak ik verder: “En laten we proosten op iedereen die iets positiefs bijdragen aan de samenleving. Dus niet op die lui die de hele dag op social media zure berichten de wereld in helpen. En ook niet die lui die lulkoek verkopen voor eigen gewin waarmee de polarisatie alleen maar aan het toenemen is. Nee, laten we proosten op de steeds kleinere groep vrijwilligers, de mantelzorgers, de mensen in de Zorg, de hulpverleners, de cultuur en de horeca en iedereen die nu noodgedwongen bij huis zit. Laten we dat wat meer voor ogen hebben in plaats van eigen meninkjes ventileren met gescheld, dreigementen of geweld!”
“Stop het selfieïsme, het egoïsme, het extremisme!”
Ik moest even naar adem happen. De man schraapte zijn keel, nam een slok van de borrel en zei: “Het zit je hoog, hè.” “Laat het los en geniet gewoon van alles om je heen en kijk naar de dingen die je nog wel kan doen. Carpe Diem, weet je nog?!”
Hij had gelijk.
“Maar even wat anders, ik zit toch nog ergens mee.” Toen ik dat zei keek ik hem recht in de ogen. “Wij zijn nu al jaren bevriend maar ik weet uw naam niet eens?” De man glimlachte en antwoordde: “Ik dacht dat je het nooit zou vragen!” “Mijn officiële naam is Bernardus Antonius en mijn roepnaam is Herman.” De eenden en zwanen die verderop druk bezig waren met dobberen en foerageren vielen nu stil.
Net als ik.
“Huh?” antwoordde ik verbaasd. “Dat zijn de namen van mijn Opa en mijn vader!” “Ja, dat klopt. Zij vertelden in vroegere dagen op 31 december altijd over mij, of jullie die man ook gezien hadden. Die man die net zoveel neuzen heeft als het jaar nog dagen! En telkens als ik vandaag in gesprek ga met iemand dan zal mijn naam mee veranderen in de naam van de mensen die mij elk jaar doen voortleven. Zo simpel is het. Niks meer en niks minder!”
Ineens stond hij op, griste zijn jas van de bank en gooide hem over zijn arm. Met de andere hand pakte hij nog een broodje zalm uit mijn rugzak en stopte die in zijn jaszak:
“Voor onderweg!”
We schudden elkaar krachtig de hand. Hij draaide zich om en liep weg. Nadat hij slechts nog een stipje was aan de horizon liep ik ook weer naar huis. Iets zwalkend van de drank maar ach:
Carpe Diem!
Wij wensen iedereen een heel gelukkig en vooral vriendelijk en gezond Nieuwjaar!
Janet & Arjen