Column: Kerkgangen
Nu we weer even weten hoe ze er in Staphorst bijlopen (en in nog vele andere plaatsen in Nederland), mag ik ervan uitgaan dat we de mensen die hoofddoekjes dragen vanwege hun geloofsovertuiging even met rust laten? Of beter, voor altijd! Het was gelukkig al redelijk rustig aan dat front omdat we de laatste tijd een andere ‘vijand’ hebben, namelijk het virus Covid 19 met al haar randverschijnselen.
En dan vooral met de randverschijnselen…
Want de beelden vanuit Staphorst met kerkgangers deden mij even terugvallen in de tijd. Alsof de tijd daar stil gestaan had. En dan denk ik: waarom gaan al die mensen die graag alles bij het oude willen houden, niet in Staphorst wonen. Want toen was alles beter.
Toch?
Het was natuurlijk een rare situatie. Overal is groepsvorming nu even niet handig maar deze beminde gelovigen dachten daar anders over. En ze gingen ook nog eens voor het zingen de kerk ín! Terwijl alle koren in ons land monddood gemaakt zijn zongen zij in Staphorst er lustig op los. Wie heeft dat eigenlijk bedacht, zingen in de kerk? Heeft Onze Lieve Heer dat ooit bedacht of was dat een van zijn discipelen? Niet dat ik wat tegen zingen heb, integendeel. Maar ik vond die liedjes in de kerk vaak onnavolgbaar, in tekst maar ook in melodie.
En daarbij, anderen kunnen veel beter zingen!
Daarom zong ik nooit mee als we naar de kerk gingen. En als mijn ouders dat in de gaten kregen, deed ik net alsof ik zong, ondertussen turend in het kerkboekje. De verhalen in die boekjes vond ik over het algemeen wel interessant, die las ik graag want dat waren best wel mooie verhalen. Maar ik las ze ook omdat ik mij vaak doodverveelde in de kerk. Ik vond het saai. Ondanks dat mijn vader ons altijd probeerde te triggeren om mee te gaan naar de kerk met zijn eigen bedachte tegelspreuk:
‘In de kerk is altijd werk!’
Nou, daar waren de meningen over verdeeld. Mijn zus deed wel braaf wat Pa zei maar mijn broer en ik dachten daar totaal anders over. Dat kwam mede door de situatie waar wij ons in bevonden. Want op Terschelling waren wij, katholieken, een minderheid. Tot 1960 hadden ze geen eigen kerk. Sterker nog, mijn vader werkte als timmerman bij Bouwbedrijf Van der Zee, het bouwbedrijf van zijn oom Regnerus van der Zee, de broer van mijn Oma. Ze kerkten in een (aangekocht) huis op West- Terschelling of in de werkplaats van het bouwbedrijf. Na de werkzaamheden op zaterdagochtend werd rond het middaguur de werkplaats schoongemaakt zodat er zondags twee diensten gehouden konden worden. Het magazijn diende als biechtstoel en kleedkamer.
Grappig, de vader van Jezus was ook timmerman!
Maar zomerdag werd dit te klein want de toeristen hadden Terschelling ook ontdekt en ja, sommigen onder hen namen God mee op vakantie! Regnerus van der Zee kreeg toen de opdracht een kerk te bouwen en dat gebouw kreeg de vorm van een tent, geheel passend in de gedachte van een toerist. Leuke bijzonderheid hieraan is dat de staalconstructie uit Hoogezand kwam.
Maar dit even terzijde.
‘We’ hadden nu een eigen, echte kerk, de Petrus de Visser kerk. Zomerdag werd daar flink gebruik van gemaakt. Als jochie vond ik het toen ook wel te doen want de kerk zat dan vol met toeristen in vrolijke toeristenkleding. Nee, daar zat niks Staphorsters bij. Ik keek dan lekker om mij heen en soms werd ik dan even voor een uurtje verliefd op een van de aanwezige toeristenmeisjes. Maar winterdag was het anders. Dan zat je soms alleen met je eigen gezin in de banken, met tegenover je de pastoor. Dat waren meestal de zaterdagavonden, voorafgaand op een avondje ‘Wie-kent-Kwis’ of de ‘André van Duinshow’. Een enkele keer bleef de televisie uit en gingen we tafelbiljarten of sjoelen met studenten van de Hogere Zeevaartschool. Deze jongens zaten op het internaat en gingen ook naar de kerk. Mijn ouders nodigden hen dan wel eens uit voor een bakkie koffie en wat huiselijke gezelligheid omdat ze niet naar hun eigen familie konden.
Dan moesten wij de zelfgemaakte tompoezen of de sneeuwster ineens delen!
Maar goed, we zaten er soms ook alleen met het eigen gezin. Ik weet nog goed dat de pastoor, terwijl hij keek naar twee chagrijnige broers, vroeg of we tijdens deze dienst wel zouden moeten gaan zingen. Heel even gloorde er hoop voor ons maar dat duurde maar een fractie van een seconde: mijn vader vond dat er prima gezongen kon worden!
En zo geschiedde, dit was nog uit de tijd dat Vaders wil wet was!
Om nog even terug te komen op dat zingen in de kerk, ik vind het wel mooi als een koor aan het zingen is. Dat zijn vaak getrainde stemmen en ik hoef mij dan enkel te concentreren op het luisteren. Neem bijvoorbeeld het ‘Ave Maria’, ooit door mijn nichtje Silvia schitterend gezongen in de Barbara-kerk te Vreeswijk, voor haar zus die ging trouwen. Of het lied ‘Uit ijzer en vuur’, een lekkere, vlotte meezinger van Huub Oosterhuis (ja, de pa van Trijntje en Tjeerd).
Bij dit liedje klom ik nog nét niet op de banken!
En ja, oké, de kerstliedjes waren ook wel leuk. Maar het grootste gedeelte van het jaar was het geen kerst en moesten we het doen met die saaie zooi. Daarom snap ik die lui in Staphorst niet. Denken ze dat ze onsterfelijk zijn of zo? Dat God hun behoedt voor het virus omdat ze elke zondag naar de kerk gaan? Naar de kerk gaan maakt je nog geen goed mens.
Ernaar leven wel.
Maar dan moet je het wel in een breed vlak bekijken. Dus niet enkel de Joods Christelijke grondslag is zaligmakend. Nee, er is meer dan ons ‘eigen merk’, net zoals er meer is tussen hemel en aarde. Behandel anderen zoals jij ook behandeld zou willen worden.
De tekst op de Eerste Steen van de Petrus de Visser kerk was daar al vooruitstrevend in:
‘Gij zijt niet langer vreemdelingen en gasten.’