Column: Van het concert des levens..
Mijn vrouw kwam van de week thuis met het boek ‘Bonuskind’ van Saskia Noort, een thriller. Het gaat onder andere over gescheiden ouders, gezien door de ogen van een meisje van 15 jaar.
Het zette mij aan het denken. Want steeds vaker betrap ik mij erop dat ik aan jonge mensen vraag of hun ouders nog bij elkaar zijn. De reden dat ik die vraag stel is omdat ik nu zelf weet, uit eigen ervaring, wat een impact het heeft op kinderen. Terwijl scheiden steeds meer geaccepteerd lijkt te worden en niet meer zo bijzonder is als in de tijd dat Circus Custers er een liedje over maakte, ‘Monica’:
De meester zei die dag daarna “ik wil met jullie wat bepraten. ’t Gaat niet goed bij Monica in huis dat heb je nu wel in de gaten. Haar vader en haar moeder hebben ruzie en die wonen niet meer samen”
Scheiden is inmiddels gemeengoed geworden.
Helaas, want het is absoluut geen pretje. Voor de partners niet, voor de kinderen niet maar ook voor de families en vrienden die eraan verbonden zijn is het geen pretje. Want ineens begint een vertrouwde leefomgeving scheurtjes te vertonen.
Scheiden is lijden.
In het boek zitten veel herkenningspunten. En dan met name hoe de kinderen dit moeten ondergaan. Toen ik scheidde waren mijn jongens respectievelijk 12, 15 en 18 jaar. Ik heb toen alles achter gelaten en huurde in eerste instantie een zolderkamertje. Op de dag dat ik met mijn spullen het huis van mijn kinderen verliet heb ik gejankt, of beter gezegd, gebruld. Het was niet te stoppen, ik had nog nooit van mijn leven zo gejankt. Niet omdat ik spijt had de stekker uit het huwelijk getrokken te hebben maar puur en alleen omdat ik de kinderen achter moest laten.
Ik kan er nog emotioneel van worden.
Doordat ik onregelmatige diensten draaide was het praktischer dat de kinderen bij hun moeder bleven wonen waardoor het zogenaamde Co-ouderschap verviel. Hierdoor veranderde er niet veel voor ze; huis, omgeving en school bleef bij het oude. Enkel hun vader ontbrak in dit rijtje. Achteraf ben ik wel blij dat het zo gegaan is want de kinderen hoefden daardoor niet te leven uit een weekendtas. Na een half jaartje verhuisde ik van de zolderkamer naar een flatje. Dit was voor de jongens dichterbij, op fietsafstand, en ik kreeg daardoor wat extra mogelijkheden om ze te zien. Want ik moest het hebben van de momenten wanneer ik ze ophaalde voor een voetbalwedstrijd, een training of om gewoon iets te ondernemen. Als ik ze dan weer thuis afzette, een knuffel gaf en weer wegreed, kreeg ik het altijd te kwaad. Want ik nam afscheid van een kind wat misschien helemaal niet wilde dat ik wegreed.
Dit waren altijd vreselijke momenten…
Maar goed, dichterbij wonen bleek ook niet de oplossing te zijn. Want de jongens hadden wel wat anders aan hun hoofd dan op bezoek te gaan bij hun vader. Want wat moet je doen bij ‘die ouwe’ op zijn flatje. Oké, hij had dan wel een PS3 aangeschaft maar ach, die hebben we thuis ook. En dingen doen met je vrienden is veel leuker! Ik begreep ze wel, hoor. Ik begreep ze eigenlijk heel goed. Ik was op die leeftijd ook nooit thuis, was altijd buiten of bij vrienden. En dan nu ineens naar je vader omdat hij zo nodig moest scheiden van hun moeder?
Het verstand snapte het, het gevoel had er heel veel moeite mee.
Toch rende ik elke keer naar het balkon als ik buiten kinderstemmen hoorde: De jongens! Maar dan kwam de teleurstelling, het waren gewoon wat kinderen die voorbijfietsten. En dan altijd even die twijfel: was dit mijn straf? Mijn lot? Het voelde aan als falen. Ik had gefaald als vader. Ik had ze, voor mijn gevoel, een belangrijke zekerheid ontnomen. De zekerheid dat ze op zouden groeien in een warm, gezellig en veilig gezin.
En dan was er natuurlijk ‘die ander’.
Dat gaf ook een enorme belasting op de jongens want het paste niet in het plaatje. Wij probeerden daar zo goed als mogelijk mee om te gaan door niet te pushen. Nou was dat redelijk makkelijk uit te voeren want er zaten om en nabij 270 kilometers tussen, zij woonde in Scheemda en ik nog in Den Haag.
Maar het ging juist hartstikke goed, puur doordat zij zichzelf bleef.
We hebben het zes jaar de tijd gegeven. Mijn vriendin en ik zijn inmiddels getrouwd en wij noemen onze vier jongens onze ‘bonuskinderen’. Het woordje ‘stiefkind’ of ‘stiefvader/moeder’ gebruiken we niet. Ja, de jongens zeggen wel eens ‘Stiefmoeder’!’ tegen mijn vrouw, wanneer ze hun zin niet van haar krijgen.
Maar dat is humor, ook een belangrijk onderdeel om je door zo’n scheiding heen te slepen!
De moeder van mijn kinderen kreeg ook een nieuwe relatie en de kinderen kregen daardoor indirect ook meer rust. Met vallen en opstaan begon iedereen te wennen aan de nieuwe situatie en langzaamaan ontstonden er twee nieuwe, samengestelde gezinnen.
Hoe modern!
Dit is voor mij de eerste keer dat ik er openlijk over schrijf. Over een donker deel in mijn leven waarmee ik een hoop onrust veroorzaakt heb. Dat zal ik nooit ontkennen. En hoe ongelegen kwam het ook voor de jongens, midden in hun puberteit. Maar ‘van het concert des levens krijgt niemand een program’ luidt het spreekwoord en dat klopt ook.
Als je alles van tevoren weet…
Natuurlijk was ik wel altijd bereikbaar voor ze maar het verdiende geen schoonheidsprijs. Ik verschuil mij maar achter het feit dat ik nooit les gehad heb in scheiden. Dat kon ook niet want mijn ouders zijn al 62 jaar getrouwd.
Wat wél een hele wijze les was, is het feit dat je kinderen nooit moet laten kiezen tussen twee ouders. Kinderen zijn loyaal naar beiden en daar valt geen stok tussen te krijgen. Kwaadspreken over de ander kan dus averechts werken en het voegt ook niets toe.
En waarom zou je ook. Je bent immers al gescheiden…