Algemeen

Column: Gouden bergen

- advertentie -

“Hé, Robert!”  Op de vrijmarkt tijdens koningsdag kwam ik mijn oude buurjongen tegen. We hadden elkaar sinds de lagere school niet meer gezien. Maar we herkenden elkaar toch. Ik vroeg waar hij woonde. Vast niet ver weg, want hij had de fiets aan de hand. “Mijhoezen, mien jong,” antwoordde hij in quasi Gronings.

- advertentie -

Ze kwamen uit het westen. Vader, moeder en de toen zesjarige Robert. Ze kochten een oud arbeidershuisje op het Hogeland. Zo’n romantisch boerderijtje. Dat deden meer westerlingen in de jaren zeventig. Omdat het zo’n ‘romantisch idee’ was. Het kostte hen nog geen 50.000 gulden. Een paar hectare grond erbij. Eénsteens muurtjes. Geen fundering. Kalk die tussen de bakstenen vandaan droop bij iedere regenbui.

En ze hadden een droom. Vader en moeder zeiden tegen elkaar: “Dan maken we dáár het terras, met een zwembad. En in de stal, daar komt een kookeiland. Dat wordt onze keuken.”  En de zolder, je kon er niet eens lopen, maar die zou helemaal verbouwd worden. “Zodat alle vrienden uit het westen die op bezoek komen, daar kunnen overnachten. Om samen te komen genieten van ons prachtige bezit.”

Regelmatig nam vader zijn zoontje mee naar buiten. En ze liepen over het erf. Met de beukenboom. En langs het weiland naast het huis. En hij zei: “Dat is later allemaal voor jou”. Robert keek rond. En voelde zich heel gewichtig.

Die droom moest wel uitgevoerd worden. En dat was niet hun sterkste kant. Ze kwamen er niet toe om iets te ondernemen. De kledingkasten roken al snel muf. Er ontstond schimmel op de muren. En als het regende, stonden er emmers klaar om de lekkende drab in de huiskamer op te vangen.

- advertentie - - advertentie -

Het waren dromers.

De jaren verstreken en het huis raakte maar niet opgeknapt. Het verviel, en als het sneeuwde werd de deel wit. Daar zijn prachtige foto’s van. Roberts vader was gepassioneerd fotograaf.

Moeder was na zo’n acht jaar wel klaar met het primitieve leven. Koken op gasflessen. Geen fatsoenlijke wc. Ze besloot te scheiden.

Vader bleef in het huis achter. Robert kwam in het kader van de omgangsregeling iedere zaterdag op bezoek. Na anderhalf jaar bleek dat zijn vader het in zijn eentje niet kon rooien. Het huis werd verkocht. Er school nog steeds een illusie, een droom, in het pand:  Hij kreeg er meer dan 200.000,- gulden voor!

Roberts vader voelde zich rijk. Hij zei tegen zijn zoon: “Dát is later allemaal voor jou!”  Zijn zoon keek rond. En voelde zich toch wat minder gewichtig dan tien jaar geleden.

Op een zaterdag gingen ze naar Amsterdam. Naar de Hiswa. Ze zagen daar een jacht. Een jacht van veertien meter lang. Vader werd er ter plekke verliefd op en kocht het jacht. De man had nooit iets aan watersport gedaan. Maar deed ter plekke een aanbetaling van 80.000 gulden. En hij zei: “Dát is later allemaal van jou.”

Toen Robert thuis kwam bij zijn moeder en het verhaal vertelde, reageerde ze: “Wat zeg je? Heeft-ie een boot gekocht? Hij kon dat huísje al niet staande houden. Laat staan dat hij straks die boot stabiel moet houden. Wat móet hij ermee.”

Een paar zaterdagen later gingen vader en zoon naar een werf in Friesland om te kijken hoe het ervoor stond met de boot. De droom werd gebouwd. Maar nee: er lag een roestig stuk boot op de wal. De werf was failliet. 80.000,- gulden waren weg.

Ze gingen naar een café. En daar zei Roberts vader: “Ik heb gelezen dat je tegenwoordig met beleggen heel veel kunt bereiken. Dat ga ik doen! En dat is later allemaal voor jou!”

Hij las boeken over beleggen. Hij schafte zich grafiekpapier aan. En kocht aandelen Philips en aandelen Fokker. Maar vanaf het moment dat hij de koersen ging bijhouden op zijn grafiekpapier, gingen ze alleen omlaag.

Jarenlang zei hij: “Het gaat goed komen! Het stond in de boeken. Ik moet gewoon geduld hebben.”

Maar het kwam niet goed. Philips werd met zwaar verlies verkocht. Maar gelukkig had hij nog Fokker. En hij zei: ”Het was vanavond nog op het nieuws. Frans Swarttouw heeft het zelf gezegd. Het komt allemaal goed.”

Maar het kwam niet goed.

Hij verkocht de aandelen, die hij voor 30 gulden had aangeschaft, voor een dubbeltje per stuk.

Roberts vader bleef het leven vieren. In de cafe’s. Daar riep hij: ‘Rondje voor de hele zaak!”

Uiteindelijk moest hij leren leven van alleen de AOW. Al het geld was er doorheen. En dat trok hij niet. Een paar maanden later overleed hij.

Robert moest de begrafeniskosten betalen. Zijn vader was niet verzekerd.

Hij ging naar de bank. En er was nog 755 gulden.

Met dat geld ging Robert naar de fietsenwinkel. Hij kocht er een degelijke herenfiets met drie versnellingen. En die heeft hij nog steeds. Afgelopen koningsdag fietste hij ermee van Meedhuizen naar Winschoten.

-Jos Schaafsma.

 

Dit kan u ook interesseren

Back to top button